Verhouding gender in de Nederlandse symfonieorkesten
Op verzoek van de organisatie van het congres “Mind the Gap – transition to equality” van BiMpro op 7 maart 2025, heeft de Beroepsverenigingen Muziek een onderzoekje gedaan naar de verhoudingen tussen mannen en vrouwen in de Nederlandse symfonieorkesten.

Methode
Op 22-02-2025 zijn de websites van de volgende orkesten bestudeerd: Balletorkest, Koninklijk Concertgebouworkest, Nederlands Philharmonisch Orkest, Noord Nederlands Orkest, Metropole Orkest, Phion, Phil Zuid, Radio Philharmonisch Orkest, Residentie Orkest en Rotterdams Philharmonisch Orkest. De ruwe data kunnen opgevraagd worden bij de auteur. Onderkend wordt dat de telmethode erg afhangt van de accuraatheid van de geraadpleegde websites. De uitkomsten zijn daarmee niet keihard.
Uitkomsten
In de Nederlandse symfonieorkesten hebben, volgens de uitkomsten van dit onderzoekje, 425 mannen en 354 vrouwen een vaste baan. In procenten is dat 55% – 45%. Bij de meeste orkesten is de verhouding bijna 50/50, behalve bij het KCO (72 man, 37 vrouw), Phil Zuid (53 man, 36 vrouw). Het Balletorkest is het enige orkest die een kleine vrouwelijke meerderheid heeft (17 man, 23 vrouw). Tussen de instrumentgroepen tekenen zich wel een paar significante verschillen af: tubaisten zijn 100% man, en harpisten 100% vrouw. Bij de strijkers zijn de vrouwen in de meerderheid (267, tegen 217 mannen). Bij de houtblazers is het net andersom: 65 mannen tegen 43 vrouwen. De enige groepen waar mannen sterk domineren zijn de koperblazers: landelijk is de verhouding 99 mannen – 17 vrouwen. Bij de slagwerkers is maar 1 vrouw in vaste dienst tegen 36 mannen.
Afwegingen
Op de websites staan alleen de musici met een vaste baan. De bepaling of iemand man of vrouw is werd gedaan op basis van de naam, en uiterlijk aan de hand van foto’s op de website. Als de naam geen uitsluitsel gaf en er geen foto van de persoon was werd via een zoekmachine gezocht. Als dat niet hielp werd de persoon buitenbeschouwing gelaten. Met deze methode kan het zijn dat sommige personen zich wellicht als een ander gender identificeren dan via bovenstaande methode te onderzoeken was.
Een groep die niet in beeld is zijn de vele freelancers die in de orkesten werkzaam zijn. Om erachter te komen hoeveel dat er zijn, en hoe de verhouding m/v in die groep is zou een enquête onder de orkesten gehouden moeten worden.
Een andere groep die buiten beschouwing is gelaten zijn de dirigenten. Tot een jaar of 20 geleden een puur mannenbolwerk. We zien echter de laatste tijd steeds meer vrouwelijke dirigenten op de bok. Hoeveel en hoe vaak is aan de hand van de websites lastig te beoordelen omdat sommige orkesten alle dirigenten per seizoen melden (KCO 19 mannen, 4 vrouwen), en anderen alleen hun vaste dirigenten (bv. Residentieorkest 2 mannen, 2 vrouwen).
Conclusie
Binnen de Nederlandse orkesten hebben 10% meer mannen dan vrouwen een vaste baan. Althans, dat is het getal van het onderzoek van dit blogje. De verschillen in de verhouding m/v is binnen instrumentgroepen in sommige gevallen wel veel groter. De (Vereniging) Beroepsverenigingen Muziek vindt het wel opvallend dat de genderverschillen het grootst zijn in instrumentgroepen die geen (beroeps)verenigingen hebben (koperblazers en slagwerk). BvM is benieuwd naar de reacties uit het veld en kijkt uit naar vervolgonderzoek over de percentages van de zzp-ers, de verdeling over nationaliteiten, en de gelijke beloning tussen man en vrouw binnen de Nederlands orkesten
Willemijn van Gent
Bij een eerdere versie waren de cijfers van het NedPho nog niet meegeteld. Dat is hierboven aangepast.