Door Lex van Hulten van EGTA
Platform ACCT ontvangt vanuit het ministerie van OCW subsidie om de Arbeidsmarktagenda culturele en creatieve sector uit te werken. Onderdeel is het Programma Verbetering arbeidsvoorwaarden en collectieve afspraken dat gedurende 3 jaar deelsectoren kan ondersteunen bij de concretisering van de Fair Practice Code, met name bij het onderdeel fair pay. De sociale dialoog wordt in deze periode vormgegeven via zogeheten Ketentafels. Deze bestaan uit werkenden, en werkverleners plus veelal ook bemiddelaars en vakopleidingen onder leiding van een onafhankelijke ter zake deskundige voorzitter: Bertien Minco.
Kunstprofessionals in cultuureducatie en amateurkunst behoren tot de werkenden, waarbij de noden het hoogst zijn. In algemene zin maar zeker tijdens de corona-periode is gebleken dat de zzp’ers onder hen onvoldoende gehonoreerd worden. Daarom is deze deelsector meteen al aan de beurt van juni 2022 tot juni 2023.
Men zou zich overigens kunnen afvragen of de betaling aan kunstprofessionals niet gewoon als een marktaangelegenheid beschouwd moet worden. Een (deel)antwoord is dat het de bedoeling is dat de criteria vanuit de Ketentafels in elk geval leidend worden bij de beoordeling door het Rijk en de rijkscultuurfondsen van de subsidie-aanvragen voor de cultuurnota-periode 2025-2028. Ook andere overheden (zoals provincies en gemeenten) zullen erop aangesproken worden. Overigens is in veel gemeenten de subsidie voor de kunstencentra/ muziekscholen met professionals verdwenen. De muziekdocenten gaan vaak door b.v. in een collectief verband of een stichting, waar men geen subsidie ontvangt. Juist ook deze groep moet geholpen worden met de uitkomsten van deze ketentafel. Ook moet er oog zijn voor ongeschoolde docenten met kwaliteit, de zo te noemen ‘non formals’ die met name in de urban hoek te vinden zijn. Daarnaast zijn de MBO-afgestudeerden een relevante groep, want zij hebben vaak een geheel andere aanpak in hun lessen en klantbenadering dan de HBO-ers.
De Ketentafel zou graag meer informatie van Platform ACCT willen krijgen over wetgeving met name m.b.t. de Wet arbeidsmarkt in balans o.a. inzake payroll-constructies. Plus over de beleidsvorming bij het Rijk gericht op het terugdringen van flexwerk en het in loondienst nemen van werkenden o.a. via pilots in de cultuursector aangekondigd door staatssecretaris Uslu. Met name dit laatste onderdeel is aan de orde geweest in het 3de overleg van de ketentafel op 14 november j.l.
Verdere overwegingen bij aanvang van de ketentafel zijn o.a. :
- De Fair Practice Code (FPC) is in 2017 door het veld gepresenteerd als een gedragscode voor ondernemen en werken in de culturele en creatieve sector op basis van vijf kernwaarden: solidariteit, diversiteit, vertrouwen, duurzaamheid en transparantie. De FPC functioneert als een paraplu voor regelingen en richtlijnen ter verbetering van het verdienvermogen en ontwikkelingsperspectieven. Uitgangspunt hierbij is: fair pay, chain en share. Dat wil zeggen dat iedereen onder eerlijke omstandigheden en tegen een redelijke vergoeding kan werken. Het Programma Verbetering arbeidsvoorwaarden en collectieve afspraken (fairPACCT) bij Platform ACCT ontvangt vanaf november 2021 OCW-subsidie om de FPC samen met de sector nader te concretiseren.
- Het betreft in eerste instantie die onderdelen van het werkveld waar er voor werkenden geen Cao of geen specifieke Cao is en zij niet in directe financiële verbinding staan met particuliere consumenten. De uitkomsten hebben echter wel of zouden wel een significante betekenis voor die werknemers/ZZP‘ers moeten hebben.
- In maart 2021 is het vooronderzoek ‘Betere Arbeidsvoorwaarden en Werkomstandigheden in de Culturele en Creatieve Sector. Een voorstel voor vervolgstappen 2021-2024.’ door HTH Research uitgebracht. Daarin zijn ten behoeve van de kunstprofessionals in cultuureducatie en amateurkunst de volgende praktijkinstrumenten voorgesteld, die anno 2022 het uitgangspunt vormen voor het overleg in de Ketentafel:
1. Ontwikkel tariefrichtlijnen die van toepassing zijn op en al dan niet collectief onderhandelbaar zijn door werkenden die in loondienst zijn (of zouden willen blijven) en door ‘ondernemers’, waarin rekening gehouden wordt met elders verkregen kwalificaties en voorzien van een praktisch kader met informatie over hoe een tarief te bepalen c.q. waarop is het gebaseerd en welke onderdelen betreft het; houd rekening met afdrachten voor scholing, arbeidsongeschiktheid en pensionering.
2. Reken uit wat het betekent als thans onbetaalde uren worden betaald.
3. Bespreek de ontwikkelde stukken (adviestarief/functieboek en kader) met betrokken partijen. Er is behoefte aan flexibilisering in activiteiten vs behoefte aan vastigheid in werk. Financieel zou het volgens HTH bovendien van nut zijn om inzicht te bieden in de effecten van het bieden en aannemen van een te lage beloning/honorering voor werkenden.
4. Het ministerie van OCW heeft mede namens de rijkscultuurfondsen gemeld de bevindingen van de Ketentafels te zullen respecteren en deze uiterlijk per 2025 mee te nemen in de subsidiëring van instellingen, festivals, projecten en producties, waarvoor de eerste regeling al medio 2023 verschijnt.
Doelen Ketentafel
I Korte termijn juni 2022 – juni 2023
1. Praktijkinstrumenten
1.1. Helderheid verschaffen over de mogelijkheden voor de werkenden: loondienst, zzp, verloning/freelance, opting in, uitzendwerk. Verbinding met de Arbeidsmarktimpuls maken: verzekering voor arbeidsongeschiktheid en pensioen; deelname aan pilots van flex naar vast werk.
1.2. Ontwikkelen van tariefrichtlijnen voor kunstprofessionals, gelet op hun kwalificaties, in die delen van de cultuureducatie en amateurkunst waar er geen of geen specifieke cao geldt en geen directe financiële verbinding is tussen de kunstprofessional en individuele particuliere consumenten.
1.3. Uitrekenen wat het betekent als thans onbetaalde uren in het kader van lessen/activiteiten wel aan de kunstprofessionals worden betaald.
1.4. Bewerkstelligen van consensus over de ontwikkelde praktijkinstrumenten (adviestarief/ functieboek en urenbesteding/betaling) met betrokken partijen.
1.5. Een code Goed ondernemerschap vaststellen (wordt nog nader bekeken, misschien iets in de geest van die van PZO en dan laten aansluiten bij Fair Practice code)
2. Draagvlak en communicatie hierover goed regelen.
II. Middellange termijn (vanaf juni 2023)
3. Implementatie
4. Borging en Handhaving
Tot slot
Op de laatste bijeenkomst op maandag 14 november stond het volgende onderdeel op de agenda: ARBEIDSMARKTIMPULS voor Culturele en Creatieve Sector, inleiding door KATIE SCHREIBER, MINISTERIE VAN OCW/JAAR GEDETACHEERD BIJ PLATFORM ACCT
– Bijdrage in verzekeringen voor arbeidsongeschiktheid en pensioen (ter bespreking).
– Pilots van flex naar vast werk (gedachtewisseling).
Over het eerste punt is inmiddels al het een en ander naar buiten gekomen (zie ook mail EGTA). Katie Schreiber maakte snel duidelijk dat er m.b.t. het 2de punt vanuit de overheid een grote kentering is in de ZZP-gedachte (meer flex) en men wil weer dat er meer vast werk komt. Dan kan men al merken aan de afschaffing van enkele belastingvoordelen van de ZZP’er. De gegeven schets leek richting nieuwe instellingen te gaan, de oude muziekschool terug maar dan het goede behouden van de afgelopen tijd maar meer vastigheid voor m.n. de docenten. Daar komt ook geld bij en mogelijk een lobby naar de gemeenten. Zoals voor de Bibliotheken onlangs veel geld beschikbaar kwam om overal een bibliotheek in stand te houden dan wel de gesloten bibliotheken weer te openen zo zou men dan ook willen voor de kunsteducatie. Over een wettelijk kader wordt nagedacht. Er is dus een duidelijke kentering in de gedachten over “linkse hobby’s”.
Opvallend was dat er zelfs binnen deze groep van kunstprofessionals erg negatief gedacht wordt over de muziekschool. Wellicht niet verwonderlijk omdat in sommige steden en dorpen de gesubsidieerde muziekschool concurreert of concurreerde met lokale zelfstandige muziekdocenten die geen subsidie kregen. Natuurlijk zijn er ook lelijke uitwassen geweest maar in inhoudelijke zin zorgde de muziekschool er veelal wel voor dat het aanbod breed bleef i.t.t. tegenwoordige tijden waarin in veel kleinere steden en dorpen de mogelijkheid is verdwenen les te volgen op een wat minder populair instrument (hobo, fagot, contrabas etc.). Men opperde de mogelijkheid om vanuit het rijk of provincie zgn. service-instellingen (shared service) te maken die dan het HRM en P&O gedeelte voor hun rekening zou nemen.
(Een mogelijkheid die ik zelf al opperde in 2014 als antwoord op de toen steeds groter wordende drift van gemeenten om muziekscholen te sluiten en overal te bezuinigen als gevolg van de financiële crisis in 2008. Bezwaar was toen en nu waarschijnlijk ook dat het opgeven van een vermeend soort autonomie én natuurlijk de bescherming van privacygevoelige data te ingewikkeld was om het idee door te zetten.)
Uiteindelijk is alles er op gericht dat muziekdocenten, gitaardocenten, fatsoenlijk betaald worden voor hun werk. Ook als zelfstandige met een eigen lespraktijk. Als overal de prijs omhoog gaat dan zal dat ook in die praktijk het geval zijn. En docent moet niet het sluitstuk van de begroting zijn. Je bent waard wat je zelf vraagt: vraag je 12,50 euro per uur omdat je een baan ernaast hebt dan ben je dat waard maar tegelijk draag je er aan bij dat je collega ook minder kan vragen en dus minder waard wordt. Solidariteit is een oud begrip maar hierbij belangrijk. 50 a 60 euro per uur zou een normaal bedrag moeten zijn. Dat zijn we waard! Op welke manier dat te realiseren valt én tegelijkertijd gitaarles voor iedereen toegankelijk blijft, dat is de uitdaging van deze tafel.
Wordt vervolgd.